De afgelopen dagen hebben wij kamp 2 opgezet op 6600 m en heeft ons team touwen gefixeerd tot 7100 m. Henk en ik zijn vandaag einde van de ochtend vermoeid maar zeer voldaan teruggekeerd in het basiskamp. Een paar dagen geleden vertrokken we plotsklaps de berg op omdat de weersvoorspellingen verbeterd waren. Dat we omhoog gingen bleek een goede keus, want het weer was de afgelopen dagen (m.u.v. 1 nacht, daarover straks meer) uitstekend.
Op 28 april zaten we met 4 teams in kamp 1. De dag erna bleken alleen wij en de 2 Kazakken door te gaan naar het hogere kamp 2: op de graat op 6600 m hoogte. De Italianen en het team van Carlos hebben dit kamp lager geplaatst op 6200 m. Wij zijn echter van mening dat dit de sprong naar kamp 3 (7450 m) veel te groot maakt en dus wilden een hogere plek zien te vinden. Dit viel overigens nog niet zo mee op deze steile graat. Er is eigenlijk nauwelijks een geschikte plek. En bovendien wilden wij vooral een plek die voldoende veilig zou zijn tegen lawinegevaar. Na 4 uur klimmen vanaf kamp 1 vonden we een redelijk plekje voor onze twee tenten. We waren vervolgens nog bijna 3 uur bezig met het uithakken van de tentplateaus. Gelukkig was het niet al te koud en waaide het maar matig. We verankeren de tenten met aluminium sneeuwankers en met een soort sneeuwdoeken: die vul je met veel sneeuw en door het gewicht staat de tent als een huis. Althans dat hoop je dan maar.
Die avond zou meteen de test zijn voor de tenten (en onszelf). Het begon om 19 uur te stormen en het hield die nacht niet meer op. Vreselijk vind ik dat soort stormen in de tent altijd. Ik heb het gevoel dat ik ieder moment met tent en al opgetild kan worden. Opgetild worden zou nu niet zo makkelijk geweest zijn, want door spindrift raakte de tent bijna bedolven onder de sneeuw. En die storm, die ging de hele nacht maar zo door. Dus wij zagen onze volgende klimdag al geheel in duigen vallen. Bovendien wilden we ook weg uit de deze ellende: de hele tent zat van binnen ook onder de fijne sneeuwpulver (ging dwars door het tentdoek heen).
Om 6.30 uur schreeuwde onze klimsherpa Pem Tenji dat zij naar beneden wilden gaan en dat verder klimmen vandaag geen zin zou hebben. Precies, dat was ook ons gevoel. Wij maakten dus onze klimspullen in orde, sorteerden uit wat boven moest blijven en weer naar beneden moest en ik noteerde op een klein briefje de restvoorraden aan gas, eten etc. Sneeuw smelten deden we bijna niet: we zouden toch alleen maar afdalen naar het basiskamp. Een tochtje omlaag van 3 a 4 uur, dus dan maar niet de noodzakelijke liters die moeten worden gedronken op de deze hoogte (6 ltr per 24 uur op 6000 m). Snel weg, dat was nu prioriteit.
Om 8 uur stonden we buiten, de tweede tent al opgeruimd (verminderde gevoeligheid van ons kamp bij storm) en klaar voor vertrek naar beneden. Tsja, wat nu? De wind was ineens gaan liggen.
Ik twijfelde. Moesten we onze koers niet alsnog herzien? Ik zag ons al aankomen in het basiskamp en melden dat we geen werk verzet hadden op de berg omdat het slecht weer was vanmorgen vroeg. Gemiste kans, met inmiddels opgeklaard weer. Daar zouden in ieder geval Henk en ik een gigantische kater aan over houden.
Dus terplekke wijzigden we ons plan: Pem Tenji en Dacchamba kregen onze flessen thee en herpakten hun rugzakken en vertrokken direct naar boven: met 300 m touw, sneeuwankers, ijsschroeven en rotsmateriaal. Wat jammer dat wij die ochtend niet direct voldoende hadden gedronken, want daardoor lukte het onmogelijk om direct bij de jongens aan te sluiten en ons aandeel te leveren in het touwen fixeren. Een vervelend gevoel. Pas anderhalf uur later vertrokken Henk en ik ook omhoog en klommen tot circa 6900 m. We waren uiteindelijk te laat om ons aandeel te leveren, maar hadden dus een uitstekende acclimatisatieklim.
Pem Tenji en Dacchmaba fixeerden het touw tot circa 7100 m en vonden het toen wel welletjes en gaven het stokje over aan de 2 Kazakken die almaar in hun kielzog hadden geklommen. Zij zouden de laatste 100 m van het touw fixeren. Eventueel planden deze twee berggidsen uit het leger al meteen een toppoging te doen. We hebben geen idee waar deze sympatieke en oersterke jongen zich op dit moment hoog op de berg bevinden.
Wij daalden in ieder geval gezamenlijk met ons team weer af naar kamp 2. Onze twee sherpa klimmaten daalden daarna nog af naar het basiskamp (zij hadden absoluut geen zin in nog zo'n nacht op 6600 m). Henk en ik besloten nog wel een nacht in kamp 2 te blijven: nuttig voor de extra acclimatisatie. En met 3 nachten op 5700 m en, 2 nachten op 6600 m en een bereikte hoogte van 6900 m, zouden we net genoeg bagage moeten hebben voor een toppoging.
Met dat gevoel daalden we vandaag dan ook af: het zou toch te mooi om te waar zijn, als de volgende ronde al de topronde is? Enfin, we zullen het zien. We weten als geen ander dat er nog heel veel roet in het eten gegooid kan worden. En het laatste gedeelte van deze berg is juist technisch het lastigste, dus er staat nog heel wat te doen. Maar 1 ding staat als een paal boven water: onze klim verloopt tot nu toe zeer voorspoedig. En dat koesteren we.
P.S. Er was op geen enkele manier telefonische ontvangst te krijgen met de Thuryaya-satelliettelefoon vanaf 6600 m en daarboven. Onze inschatting is dat de berg 'in de weg staat'. We konden dus ook geen contact leggen met het basiskamp en de buitenwereld. Toen de sherpa's gisteren einde middag al naar het basiskamp gingen, hebben wij gevraagd of zij onze trekkingagent Ngima Dorji sherpa konden bellen met ons resultaat. Abusievelijk heeft hij aan Raymond doorgegeven dat kamp 3 al gehaald was: dat is dus niet correct!
| |
|